Desperados. Vlamingen in dienst van SS-Obersturmführer Otto Skorenzy (1944-1945)
- Etienne Verhoeyen
Abstract
Naast de Abwehr heeft ook het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) vanaf 1943 in de bezette gebieden stay behind-groepen gevormd. De praktische uitvoering daarvan werd toevertrouwd aan een speciale afdeling van Amt VI van het RSHA geleid door SS-Obersturmführer Otto Skorzeny.
In België heeft Amt VI twee soorten stay behind-groepen gevormd : een ‘invasienet’ van twaalf inlichtingsagenten (waarvan de meeste een opleiding als radio-operateur hadden gekregen) en een sabotagegroep bekend onder de naam ‘groep Henriette’. Het invasienet bestond uit zeven Franssprekenden (vrijwel allen Rexisten) en vijf Vlamingen, ook allen lid van een collaboratiebeweging. Geen enkele van deze agenten heeft na de bevrijding gefunctioneerd.
De sabotagegroep ‘Henriette’ bestond uit tien mannen en twee vrouwen, allen Vlamingen en nagenoeg allen afkomstig uit een of andere collaboratiebeweging. De groep legde vóór de bevrijding een twaalftal munitie-en wapenopslagplaatsen aan die na het terugtrekken van de Duitse troepen door de Vlaamse saboteurs moesten gebruikt worden. Bij de bevrijding vluchtte een aantal van de ‘Henriette’-agenten naar Duitsland. Het kwam er nu op aan vanuit Duitsland opnieuw contact op te nemen met de agenten die ter plaatse gebleven waren. Amt VI stuurde drie geheime zendingen naar België, maar het contact kwam nooit tot stand, mede omdat de meeste agenten reeds gearesteerd waren.
Zo waren zowel het ‘invasienet’ als de ‘groep Henriette’ niet meer dan een volledig fiasco.
________
Desperados. Flemish people in the service Otto Skorzeny
As well as the Abwehr, the Reichssicherheitshauptamt (RSHA) also constituted stay behind-groups in the occupied territories from 1943 onwards. The practical implementation of this exercise was entrusted to a special department of Amt VI of the RSHA under the command of SS-Obersturmführer Otto Skorzeny.
In Belgium, Amt VI constituted two kinds of stay behind-groups: an ‘invasion network’ of twelve intelligence officers (most of whom had been trained as radio-operators) and a sabotage group which was known as ‘Group Henriette’. The invasion network consisted of seven French speakers (almost all Rexists) and five Flemings, all of whom were also members of a collaboration movement. None of these agents has operated after the liberation.
The sabotage group ‘Henriette’ consisted of ten men and two women, all of them Flemish, and practically all originating from some kind of collaboration movement. Before the liberation, the group constructed about a dozen munitions and arms depots, which were to be used by the Flemish saboteurs after the withdrawal of the German troops. At the time of the liberation, a number of the ‘Henriette’ agents fled to Germany. It then became necessary to get in touch again with the agents who had remained on the spot. Amt VI sent three secret missions to Belgium, but they never made contact, in part because most of the agents had already been arrested.
Therefore, both the ‘invasion network’ and the ‘Group Henriette’ resulted in a complete failure.
How to Cite:
Verhoeyen, E., (2011) “Desperados. Vlamingen in dienst van SS-Obersturmführer Otto Skorenzy (1944-1945)”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 70(3), 259-275. doi: https://doi.org/10.21825/wt.v70i3.12302
Downloads:
Download PDF
View PDF