Bijdragen & Bronnen

Pocahontas op Sumatra en andere indianenverhalen. Ontmoetingen met inheemse volkeren in de negentiende-eeuwse Vlaamse letterkunde

Author
  • Kevin Absillis

Abstract

Deze bijdrage onderzoekt hoe in de Vlaamse literatuur van het prekoloniale België (1830-1885) verre streken en inheemse volkeren worden gepresenteerd. De focus ligt op de verbeelding van de ‘indianen’ uit de Noord- en Midden-Amerika, maar ook een tweetal teksten over ‘wildemannen’ op eilanden in de Stille Oceaan, worden besproken. Het doel is om te analyseren welke raciale opvattingen in deze teksten doorschemeren, en of en hoe ze de Vlaamse lezer hebben voorbereid op reële koloniale ondernemingen. De bijdrage vormt een aanvulling op ‘Het slechte geweten van Vlaanderen. Over het racisme van Hendrik Conscience (1812-1883)’ (WT 2021/2 en 2021/3). Niet langer de ontmoeting met migranten in Vlaanderen/België staat centraal, maar de ontmoeting die Vlamingen in verre streken hebben met ‘indianen’ in het wilde Westen en in tropische jungles. Behalve werk van Conscience worden ook teksten van Judocus Frans De Hoon, August Snieders en Guido Gezelle besproken. De ‘wildheid’ van de in de Vlaamse negentiende-eeuwse literatuur sterk geëxotiseerde ‘indiaan’ functioneert vooral als een (positief gewaardeerde) vorm van ongereptheid en kinderlijke goedheid. We krijgen slechts zelden te maken met bloeddorstige barbaren en des te meer met variaties op de zogenaamde nobele wilde. Daarbij valt op dat met name teksten uit de jaren 1840 en ‘50 een eerder ontluisterend beeld ophangen van de koloniale veroveringsdrang van Westerse mogendheden en de gevolgen hiervan voor de inheemse volkeren. Alleen voor het missiewerk van Europese ‘zwartrokken’ wordt systematisch een uitzondering gemaakt – hun positie wordt nooit bekritiseerd en hun arbeid in den vreemde wordt als heilzaam beschreven. Voorts wordt de lezer voortdurend uitgenodigd om medelijden te voelen met de door uitroeiing bedreigde ‘indiaan’, een topos dat wordt benut om een analogie uit te werken met de eveneens ‘bedreigde’ en ‘onderdrukte’ Vlaming (in het ‘Vlaamsvijandige’ België). Het lijkt erop dat het volk dat vanaf 1885 daadwerkelijk te maken krijgt met Belgische kolonialen – de inwoners van Congo-Vrijstaat – in de Vlaamse literatuur op minder sympathie kan rekenen dan de ‘indianen’. Het contrast is vooral frappant in het werk van Guido Gezelle, die zijn leven lang een grote fascinatie koesterde voor de oorspronkelijke Amerikanen, maar in het hart van Afrika geen greintje beschaving of zelfs maar een beetje nobelheid kon ontdekken. Pocahontas on Sumatra and other ‘Indian’ stories. Encounters with native peoples in nineteenth-century Flemish literature. This article analyses how faraway regions and native peoples were represented in the Flemish literature of the precolonial Belgian period (1830-1885), focusing primarily on the representation of the ‘Indians’ (Native Americans) from North- and Meso-America, but also analysing two texts in which ‘savages’ from Pacific islands figure. The aim is to research which racial conceptions permeated these texts, and if or how these conceptualizations prepared the Flemish reader for the future colonial enterprises. This article is an extension of earlier published research on the topic (‘Het slechte geweten van Vlaanderen. Over het racisme van Hendrik Conscience (1812-1883)’ (WT 2021/2 en 2021/3). In this contribution however, it is not the engagement with migrants in Flanders/Belgium that takes center stage, but the encounters between Flemish and ‘Indians’ in faraway regions like the Wild West and tropical jungles, relying on the works of not only Hendrik Conscience, but also other Flemish authors such as Judocus Frans De Hoon, August Snieders, and Guido Gezelle. The “primal” nature of the “Indian” (who figured as an “exotic” idealtype in nineteenth-century Flemish literature) is primarily presented in a positive light as pertaining an unadulterated nature and childlike tenderness. Consequently, the literature only rarely entails bloodthirsty barbarians, but generally includes a number of variations of the so-called “noble savage”, with texts from the 1840s and 1850s in particular presenting a disheartening picture of Western Powers’ colonial and imperial conquests and their consequences for native peoples – with the one exception for the European “blackskirts” (missionaries), whose missionary work abroad was exempt from criticism and presented as wholesome. Moreover, the reader is constantly requested to feel remorse about the “endangered Indian”, a literary trope that is simultaneously being used to form an analogy with the Flemish who are also represented as being “endangered” and “oppressed” (by an “anti-Flemish” Belgium). Starting from 1885, it does seem that the people that does effectively encounter Belgian colonials – the inhabitants of ‘Congo Free State’ – elicit much less sympathy in Flemish literature than the “Indians”. The contrast is most striking in the works of Guido Gezelle, who maintained a lifelong fascination for the Native Americans, but did not endow a shred of civility or nobleness to the people in the heart of Africa.

How to Cite:

Absillis, K., (2022) “Pocahontas op Sumatra en andere indianenverhalen. Ontmoetingen met inheemse volkeren in de negentiende-eeuwse Vlaamse letterkunde”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 81(2), 134-161. doi: https://doi.org/10.21825/wt.85121

Downloads:
Download PDF
View PDF

573 Views

57 Downloads

Published on
01 Jul 2022
Peer Reviewed