Hoe oranjegezind waren de taalminnaren?
- Els Witte
Abstract
Naar de Oranjegezinde grondleggers van de Vlaamse beweging is in de literatuur al heel wat aandacht gegaan. Maar wegens het gebrek aan een monografie over het orangisme, kon deze groep niet in een breder kader worden geplaatst. Dank zij de publicatie van een dergelijke studie is dat nu wel mogelijk. Er blijkt uit dat de taalminnaren maar het zwakke broertje zijn van een beweging die ettelijke duizenden opposanten telt. Numeriek en politiek stellen ze niet veel voor en noch aan de contrarevoluties noch aan de harde oppositiebeweging in de pers dragen ze veel bij. Als literair bedrijvigen zitten ze gekneld tussen hun loyaliteit aan koning Willem I en het regime waarvan ze tot de revolutie van 1830 veel steun kregen, hun bekommernis om ook na 1830 hun baan te behouden en hun wens om in het Nederlands te blijven publiceren, ook nu die taal niet langer een officieel statuut heeft. Deze spagaat leidt bij de meesten tot een pragmatisch binnenkamersorangisme, waarna ze, met Jan Frans Willems op kop, de Belgische regering van Leopold I opzoeken, met interne conflicten, verzet vanwege de orangistische beweging maar ook met een heropbloei van de literaire bedrijvigheid tot gevolg. Pas als het aftakelingsproces van het politieke orangisme zich na 1839 heeft ingezet, worden de contacten met de orangisten weer opgenomen en ondersteunen de onverzettelijken onder hen de oppositiebeweging van de flaminganten. Dat gebeurt zowel in Gent als in Antwerpen. Samen evolueren ze vervolgens in de richting van een heimweecultus. De orangistische taalminnaren doen echter al van voor 1839 inspanningen om de banden met het noorden aan te halen. Ze blijven er in de jaren 1840 voor ijveren en de eerste Congressen van 1849-1850 zetten de kroon op hun werk, waardoor ze in grote mate bijdragen aan de taalculturele samenwerking die zich sindsdiens en tot op de dag van vandaag tussen Vlaanderen en Nederland ontwikkelde.
________
How Orangist were the (Dutch) ‘language lovers’?
The literature has already paid a lot of attention to the Orangist founding fathers of the Flemish movement. Because no monograph was available about Orangism, this group could not be placed in a wider context. However, this is now possible due to the publication of such a study. The study demonstrates that the ‘language lovers’ were only the poor relatives of a movement, which consisted of several thousands of opponents. They did not amount to much in numbers nor in politics and neither did they contribute much to counterrevolutions or a strong opposition movement in the press. As people active in literature they were caught between their loyalty to King William I and the regime from which they received a lot of support until the revolution of 1830 on the one hand and their concern to keep their jobs also after 1830 and their wish to be able to continue to publish in Dutch, even when this language now longer had an official status, on the other hand. This yawning gap induced most of them to a pragmatic private Orangism that led them under the leadership of Jan Frans Willems to look to the Belgian government of Leopold I to deal with internal conflicts and resistance from the Orangist movement, but which also led to a revival of literary activities. It was only after the decline of the political Orangist movement had begun after 1839 that they renewed their contacts with the Orangists and then the most intransigent amongst them supported the Flemish opposition movement. This occurred both in Ghent and in Antwerp. Together they then evolved into a nostalgia cult. The Orangist ‘language lovers’, however, had already attempted before 1839 to develop closer ties to the North. They continued to fight for this during the 1840’s and the first Congresses of 1849-1850 became their crowning glory, allowing them to make a major contribution to the lingo-cultural cooperation, which has developed since then between Flanders and the Netherlands.
How to Cite:
Witte, E., (2014) “Hoe oranjegezind waren de taalminnaren?”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 73(2), 105-129. doi: https://doi.org/10.21825/wt.v73i2.12158
Downloads:
Download PDF
View PDF