Desertie naar de vijand in het Belgische frontleger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Deel 2
- Jos Monballyu
Abstract
Over de motieven waarom Belgische militairen tijdens de Eerste Wereldoorlog naar de Duitse vijand deserteerden is al veel geschreven. Volgens de Franstalige patriottische pers en literatuur van kort na de Eerste Wereldoorlog was die desertie uitsluitend te wijten aan de defaitistische ingesteldheid van de Vlaamse Frontbeweging en de talrijke aansporingen waarmee hun vier afgezanten naar de Duitsers (Jules Charpentier, Karel De Schaepdrijver, Vital Haesaert en Carlos Van Sante) de Vlaamse soldaten aan het IJzerfront bestookten. De Vlaamse historici probeerden die beschuldiging op allerlei manieren te weerleggen of schoven de verantwoordelijkheid voor die desertie in de schoenen van Antoon Pira en zijn Algemeen Vlaamsch Democratische Verbond. Geen enkele historicus ging daarbij na wat de deserteurs zelf over hun desertie naar de vijand te vertellen hadden. Dit deden zij nochtans uitvoerig tijdens de verschillende gerechtelijke ondervragingen waaraan zij na de oorlog werden onderworpen wanneer zij konden worden aangehouden. Het feit dat zij daarbij al strafbaar waren van zodra zij wetens en willens deserteerden ongeacht hun eigenlijke motief, liet hen daarbij toe om dit motief vrij complexloos mee te delen. Geen enkele van de overlopers van wie het strafdossier bewaard is, gaf echter toe dat hij omwille van de Vlaamse kwestie was overgelopen. Oorlogsmoeheid en de behoefte om zijn familieleden terug te zien waren, zoals in alle legers, de voornaamste motieven waarom zij naar de vijand deserteerden. Ook de Belgische Militaire Veiligheid en de krijgsauditeurs slaagden er trouwens niet in om een verband te leggen tussen de Vlaamse Frontbeweging en de Belgische deserties naar de vijand.
________
Desertion to the enemy in the Belgian front army during the First World War (part 2)
Much has already been written about the reasons why Belgian soldiers deserted to the German enemy during the First World War. According to the French language patriotic press and literature dating from shortly after the First World War that desertion was exclusively due to the defeatist attitude of the Flemish Front Movement and the many exhortations with which their four representatives to the Germans (Jules Charpentier, Karel De Schaepdrijver, Vital Haesaert and Carlos Van Sante) bombarded the Flemish soldiers at the Yser Front. Flemish historians attempted in a variety of ways to refute that accusation or they shifted the responsibility for the desertion on to Antoon Pira and his Algemeen Vlaamsch Democratische Verbond (General Flemish Democratic Union). Not a single historian investigated what the deserters themselves had to say about their desertion to the enemy. However, the deserters gave extensive explanations during the detailed investigation that took place during the various judicial interrogations, to which they were submitted after the war if it was possible to arrest them. The fact that they were considered to have committed a criminal offence for having knowingly deserted whatever their actual motive, allowed them to communicate this motive without too many complexes. However, none of the defectors whose criminal records have been preserved admitted that he had defected for the sake of the Flemish Question. As is the case in all armies, the main reasons for desertion to the enemy were war-weariness and the longing to see members of their family. The Belgian Military Security and the military auditors were not able either to establish a causal link between the Flemish Front Movement and the Belgian desertions to the enemy.
How to Cite:
Monballyu, J., (2013) “Desertie naar de vijand in het Belgische frontleger tijdens de Eerste Wereldoorlog. Deel 2”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 72(2), 140-175. doi: https://doi.org/10.21825/wt.v72i2.12214
Downloads:
Download PDF
View PDF