Bijdragen & Bronnen

'Zwart hooi, verbrande oppers'. Hugo Claus en de gevaren van een wezenlijk-Vlaams landschap

Author
  • Aragorn Fuhrmann

Abstract

Uitgangspunt van deze bijdrage vormt een schilderijtje dat de jonge Hugo Claus vervaardigde in 1945, minder dan een jaar nadat hij met zijn familie zijn thuisstad Kortrijk was ontvlucht om aan de straatrepressie te ontkomen. Net zoals in vele andere schilderijen en gedichten van eerst geradicaliseerde en vervolgens gedesillusioneerde Vlaams-nationalisten die in de directe nasleep van de repressie tot stand kwamen, wordt in dit traditioneel-rurale tafereel een eeuwig vruchtbaar Vlaanderen opgeroepen dat – zo wordt in deze bijdrage betoogd – als een symbolische compensatie functioneert voor het uitblijven van een eigen natie. Pas in 1952, wanneer hij zijn Oostakkerse gedichten (1955) begint te schrijven, onderneemt Claus voor het eerst een volwaardige, zij het nog vrij intuïtieve poging om dergelijke discursieve landschappen en de politieke gevaren ervan op losse schroeven te zetten. Om tot een goed begrip van deze gedichten te komen, wordt in deze bijdrage daarom eerst een beeld geschetst van de beladen literaire en schilderkundige traditie waarin het wezenlijk-Vlaamse landschap een topos vormt en waartegen Claus zich later zal verzetten. Inzichten uit de internationale theorievorming rond landschap dienen daarbij als inspiratie voor een discours-analytische lezing van zowel deze traditie als Claus’ kritiek erop.
__________

‘Black hay, burned ricks [Zwart hooi, verbrande oppers]’. Hugo Claus and the dangers of an essentially Flemish landscape

The starting point of this paper is a painting made by the sixteen-year old Hugo Claus in 1945, less than a year after he and his family had fled from their hometown Kortrijk in order to escape from the postwar street violence. As in so many other paintings and poems depicted by radicalised Flemish nationalists who became disillusioned after the war, this traditionalrural picture evokes a perpetually fertile Flanders which – as is argued in this paper – functions as a symbolic compensation for the enduring absence of a proper nation. It is only in 1952, when he starts writing his De Oostakkerse gedichten (1952), that Claus attempts to perturb such discursive landscapes and their inherent political dangers in a fully-fledged, yet rather intuitive, manner. To favour a good understanding of these poems, this paper first elaborates on the image of the controversial literary and painterly tradition criticised by Claus in which the essential-Flemish landscape functions as a topos. Observations from international landscape theories serve as a guideline for a discourse-analytic lecture of this tradition and Claus’s critique.

How to Cite:

Fuhrmann, A., (2019) “'Zwart hooi, verbrande oppers'. Hugo Claus en de gevaren van een wezenlijk-Vlaams landschap”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 78(2), 101-129. doi: https://doi.org/10.21825/wt.v78i2.15729

Downloads:
Download pdf
View PDF

1915 Views

188 Downloads

Published on
17 Dec 2019
Peer Reviewed
License