"En vandaag kunnen wij verzekeren: Verschaeve is niet dood!" Discours en retoriek tijdens de bedevaarten naar Solbad Hall (1950-1973)
- Aragorn Fuhrmann
Abstract
Wat heeft het Vlaams-nationalisme met onsterfelijkheid? In de rijke historiografie van de Vlaamse beweging zijn nogal wat pagina’s gewijd aan de verering van de Grote Vlaamse Doden, een flamingantische traditie die diep in de 19de-eeuw haar oorsprong vond en in de loop van de 20ste-eeuw werd toegeëigend door radicaal-rechtse nationalisten. Deze bijdrage stelt scherp op de talige kunstgrepen en geritualiseerde ceremonies waarmee deze dodenherdenkers hun overleden helden in leven probeerden te houden. De bedevaarten naar het graf van Cyriel Verschaeve in Solbad Hall laten niet alleen zien hoe de radicale Vlaamse beweging dit overleden boegbeeld wilde instrumentaliseren voor politiek-ideologische doelen (de regeneratie van het Vlaams-nationalisme na de Tweede Wereldoorlog; de amnestie-kwestie), maar ook hoe van dit proces vaak onverwachte bijwerkingen uitgingen. Zo valt er iets voor te zeggen dat de illegale, zelfs door Vlaamsgezinde groeperingen bekritiseerde opgraving van Verschaeves stoffelijke resten door de Vlaamse Militanten Orde (VMO) in 1973 (‘Operatie Brevier’) een (ongewild) product was van het discours over diens onsterfelijkheid dat vorm kreeg tijdens de bedevaarten naar Solbad Hall. Door de kapelaan van Alveringem op systematische basis voor te stellen als de Verlosser van Vlaanderen, creëerden zijn bewonderaars en herdenkers de symbolische werkelijkheid waarin een spectaculaire en ogenschijnlijk ongerijmde daad als Operatie Brevier kon plaatsvinden als een logische handeling.
________________________
“And today we can assure you: Verschaeve is not dead!” Discourse and rhetoric during the pilgrimages to Solbad Hall (1950-1973)
In the rich historiography of the Flemish Movement, quite a few pages are dedicated to the worship of the ‘Great Flemish Dead’, a tradition which originated in the nineteenth century and was appropriated by radical-right nationalists during the twentieth century. This article examines the linguistic machinery and ritualised ceremonies by which the commemorators, worshippers and idolaters tried to keep their departed heroes alive. The pilgrimages to Cyriel Verschaeve’s grave in Solbad Hall not only demonstrate how the radical Flemish Movement wanted to instrumentalise this deceased figurehead for political and ideological purposes (i.e. the regeneration of Flemish nationalism after World War II; the amnesty debate), but also how this process had some unexpected side effects. This article argues that the illegal, and even by pro-Flemish organisations criticised, excavation of Verschaeve’s remains by the Vlaamse Militanten Orde (VMO) in 1973 (‘Operatie Brevier’), was an (unwanted) product of the discourse on Verschaeve’s immortality, which took root during the pilgrimages to Solbad Hall. By depicting the chaplain of Alveringem as the saviour of Flanders, his commemorators and worshippers created a symbolic reality in which a staggering and at first glance incongruous deed as Operatie Brevier could take place.
How to Cite:
Fuhrmann, A., (2022) “"En vandaag kunnen wij verzekeren: Verschaeve is niet dood!" Discours en retoriek tijdens de bedevaarten naar Solbad Hall (1950-1973)”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging 79(4), 221-292. doi: https://doi.org/10.21825/wt.78978
Downloads:
Download pdf
View PDF