Urolithiase bij reptielen
- T. Hellebuyck
Abstract
Urolithiase, vooral cysto- en cloacolithiase, komt vaak voor bij in gevangenschap gehouden reptielen. De aandoening betreft de vorming en aanwezigheid van macroscopische precipitaties of stenen (calculi) in het urinewegstelsel en wordt voornamelijk bij hagedissen en schildpadden gezien, waarbij er uitgesproken soortpredisposities lijken te bestaan. De vorming van een uroliet kan in de meeste gevallen met inadequate voeding en huisvesting in verband gebracht worden. Alhoewel het vaststellen van een cysto- of cloacoliet bij reptielen een toevalsbevinding kan zijn, treden symptomen meestal op eens de calculus een aanzienlijke afmeting heeft bereikt; deze zijn dan meestal aspecifiek en chronisch, tenzij de calculus obstructie veroorzaakt. In geval van ureterolithiase treden er meestal acute symptomen op die gelijkaardig zijn aan degene die bij conventionele huisdieren gezien worden. Bij de diagnostische benadering van urolithiase bij reptielen zijn het signalement, het afnemen van een gedetailleerde anamnese en een grondige evaluatie van het management essentieel. Bevestiging van de diagnose berust in hoofdzaak op een adequaat klinisch en radiografisch onderzoek. Naargelang de betrokken soort, locatie en afmeting van de calculus kan er gekozen worden voor coeliotomie of voor een endoscopie-geassisteerde benadering. In tegenstelling tot ureterolithiase is de prognose van cysto- en cloacolithiase bij reptielen meestal erg gunstig tenzij er een ernstige primaire oorzaak zoals spinale osteomyelitis wordt vastgesteld of tenzij er reeds ernstige secundaire complicaties aanwezig zijn op het ogenblik van de initiële diagnose.
Downloads:
Download PDF
View PDF