Abstract
Het gebruik van formele zorgvoorzieningen door bejaarden wordt in toenemende mate object van beleidsmatige en wetenschappelijke aandacht. In dit artikel wordt aangetoond dat het zorggebruik van bejaarden zich in drie circuits situeert: de informele zorg, de commerciële zorg en de dienstverlening van door de overheid gesubsidieerde of georganiseerde organisaties (formele zorg). Aan de hand van een cross-sectionele steekproef van hoogbejaarden (75-plus) uit Antwerpen wordt een Andersen-model geschat voor de verklaring van het wel of niet gebruik van formele ambulante zorg. Hieruit blijkt dat de mate van zelfredzaamheid van de bejaarde een centrale determinant is, maar dat het effect differentieel is voor verschillende leefsituaties waarin de bejaarde verkeert. Niet de behoefte op zich bepaalt het gebruik van de formele voorzieningen, maar wel de mogelijkheden (informele zorg, inkomen, commerciële alternatieven) die de bejaarde heeft om aan deze nood-situatie het hoofd te bieden. Tenslotte wordt betoogd dat, wat betreft de verklaring van het zorggebruik, een Andersen-model in een cross-sectioneel design, onvoldoende mogelijkheden biedt voor de constructie van een theorie met betrekking tot zorg-vragen en -krijgen.
How to Cite:
Crets, S., (1994) “Determinanten van het gebruik van ambulante sociale zorg door hoogbejaarden”, Tijdschrift voor Sociologie 15(3-4), 275–306. doi: https://doi.org/10.21825/sociologos.86201
Downloads:
Download PDF
View PDF