Abstract
Zowel op sociaal-economisch als op sociaal-cultureel vlak deden er zich de laatste decennia in onze samenleving belangrijke evoluties voor, zoals de stijging van het welvaarts- en het opleidingsniveau. Deze evoluties hebben tot de “verburgerlijkingshypothese” geleid, waarbij verondersteld wordt dat arbeiders het leefpatroon en de opvattingen van bedienden hebben overgenomen, en daardoor nog nauwelijks te onderscheiden zijn van de middenklasse. In dit artikel wordt een deel van deze hypothese getoetst : in hoeverre houden arbeiders er met betrekking tot sociaal-culturele en sociaal-economische onderwerpen (nog) andere opvattingen op na dan bedienden ? Daartoe werden in 1988 135 werknemers uit de Leuvense regio aan huis geïnterviewd. De steekproef bestand uit ongeschoolde arbeiders, lagere bedienden en bedienden uit het midden-niveau. Uit de resultaten blijkt dat de (ongeschoolde) arbeiders nog altijd een eigen geheel aan opvattingen en waarden vertonen (een eigen ’arbeiderscultuur’), en dus niet als verburgerlijkt kunnen worden beschouwd. Globaal genomen zijn ze conservatiever op sociaal-cultureel vlak, doch progressiever op sociaal-economisch gebied. Deze vaststellingen liggen tevens in de lijn van de veronderstellingen die Lipset uit zijn hypothese over het “autoritarisme van de arbeidersklasse” afleidt.
How to Cite:
De Witte, H., (1991) “Over de verburgerlijking van de arbeidersklasse: houden (geschoolde) arbeiders er (nog) andere opvattingen op na dan bedienden?”, Tijdschrift voor Sociologie 12(3-4), 563–584. doi: https://doi.org/10.21825/sociologos.86128
Downloads:
Download PDF
View PDF