Abstract
De relaties tussen moeders en kinderen in West-Europese sprookjes worden geanalyseerd en vergeleken met de uitkomsten van het gezinshistorisch onderzoek. Gangbare psychoanalytische interpretaties doen geen recht aan de historische verhoudingen. Mijn stelling is dat thema's in sprookjes begrepen kunnen worden door ze in een sociaal-historische context te plaatsen en - omgekeerd - dat sprookjes zelf iets te vertellen hebben over het leven van gewone mensen enkele eeuwen geleden. In het begin van het verhaal wordt een probleem gesteld. Deze problemen hebben meestal betrekking op een werkelijk ervaren onrechtvaardigheid of slechte behandeling. Anders dan In de werkelijkheid eindigt het sprookje met de gewenste oplossing voor het slachtoffer. Sprookjes geven een algemeen beeld van zorgende moeders, die alleen onder dwang van de omstandigheden hun jonge kinderen verwaarlozen of verlaten. Als slechte moeders al voorkomen, dan wordt hun gedrag veroordeeld. Stiefmoeders en schoonmoeders verschijnen in sprookjes altijd als slechte figuren die hun stiefdochter of schoondochter slecht behandelen. Dit thema correspondeert met de feiten uit de gezinsgeschiedenis. Onderzoek toont aan dat deze relaties een groot risico van spanning en conflict in zich bergen, die veroorzaakt worden door erfenisregels, huwelijkspatronen en sekse-verhoudingen.
How to Cite:
Clerkx, L., (1989) “Moeders, stiefmoeders en schoonmoeders in sprookjes: een benadering vanuit de gezinsgeschiedenis”, Tijdschrift voor Sociologie 10(1), 5–31. doi: https://doi.org/10.21825/sociologos.86040
Downloads:
Download PDF
View PDF