Abstract
Dit artikel wordt aangetoond dat de aard van de definitie van godsdienst die de socioloog gebruikt niet “de gustibus” is. Naargelang van de door hem gekozen sociologische aanpak, een culturele of een structurele, werkt hij met een substantiële of een functionele definitie ; en de definitie kan ook een fundamentele invloed hebben op de interpretatie van de resultaten van zijn studie. Een période van sociale verandering vraagt om een structurele aanpak, maar daartoe voldoen de gebruikelijke functionele definities van godsdienst niet. Dergelijke definities zijn immers inclusief en nominaal. Daarom wordt geopteerd voor een substantiële definitie die exclusief en reëel is : godsdienst is een bijzonder zingevingssysteem met het bovennatuurlijke als overkoepelend symbolisch referentiekader. In crisissituaties en in het dagelijkse leven gebruiken de mensen ook andere zingevingssystemen. Dit doet vragen rijzen omtrent de eventueel verschilfende functies van de diverse zingevingssystemen, naargelang van hun overkoepelend symbolisch referentiekader. De auteur trekt hieruit ook enkele onderzoekstechnische besluiten.
How to Cite:
Dobbelaere, K., (1982) “Godsdienst, religie en zingevingssystemen”, Tijdschrift voor Sociologie 3(1), 25–43. doi: https://doi.org/10.21825/sociologos.85800
Downloads:
Download PDF
View PDF