Abstract
De studie van de zelfmoordfrekwentie en -evolutie aan de hand van de officiële statistieken stuit initieel op een belangrijk probleem : de vraag naar de betrouwbaarheid en de geldigheid van deze data. Vooral de ethnomethodologen hebben deze problematiek opgeworpen en uitgewerkt. De argumentaties van deze auteurs worden in dit artikel in een ruimer kader uitgewerkt. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan andere problemen die betrekking hebben op onderzoek dat gebaseerd is op secundair bronnenmateriaal. De problemen die door de ethnomethodologen worden aangeduid zijn bijzonder fundamenteel. Nochtans is nog nooit aangetoond dat de zelfmoordcijfers systematisch vertekend zijn. De potentiële bias is m.a.w. niet gekwantificeerd. Bovendien zijn de dynamische processen van deformatie hoogst onduidelijk. Er wordt geargumenteerd dat, ten gevolge van de algemene approach, de methodologie en de objectdefiniëring in het ethnomethodologisch paradigma, de opgeworpen problemen niet kunnen opgelost worden. Daarom worden wegen aangeduid voor de aanzet van een nieuw programma, en dit op basis van het gedragsparadigma van het hedendaags behaviourisme.
How to Cite:
Matthijs, K., (1980) “Conceptuele en methodologische problemen bij de registratie van zelfmoord”, Tijdschrift voor Sociologie 1(1), 71–88. doi: https://doi.org/10.21825/sociologos.85762
Downloads:
Download PDF
View PDF