Victor Hugo beschrijft hoe door toedoen van gentenaars de bultenaar van de Parijse Notre Dame Quasimodo ontdekt werd (1482)
- Luc Devriese
Abstract
Victor Hugo voert in de eerste hoofdstukken van zijn ‘Notre Dame de Paris’ twee Gentenaars, Willem Rijm en Jan van Coppenole op. Dat zijn historische figuren die in 1482 in opdracht van hun stad een diplomatieke missie vervulden in de Franse hoofdstad. Dit droeg bij tot het sluiten van het verdrag van Arras (23 december 1482), waarbij het Huis van Bourgondië zijn oude erfgebied Bourgogne samen met Artois moest afstaan aan het Franse koningshuis. Het Gentse duo zou er, volgens Hugo, een narrenprijskamp organiseren aan de voet van de Parijse hoofdkerk. Wie is de zotste, de lelijkste? De afzichtelijke, gebochelde Quasimodo, die er schuilhield en kerkasiel genoot, werd de onbetwiste winnaar, niet met een narrenmasker, maar met zijn eigen aangezicht. Het boek van Hugo kende een enorm succes. Meerdere uitgaven waren schitterend geïllustreerd met talrijke gravures, waarvan er hier een drietal weergegeven worden. ‘Notre Dame de Paris’ van V. Hugo blijft belangrijk in de WestEuropese kunstgeschiedenis, omdat het werk respect voor oude monumenten sterk bevorderde, en de neogotiek op het Europese continent hielp lanceren.
How to Cite:
Devriese, L., (2022) “Victor Hugo beschrijft hoe door toedoen van gentenaars de bultenaar van de Parijse Notre Dame Quasimodo ontdekt werd (1482)”, Ghendtsche Tydinghen 51(4-5), 271–276. doi: https://doi.org/10.21825/gt.92109
Downloads:
Download PDF
View PDF