@article{wt 79373, author = {Jos Monballyu}, title = {De strafrechtelijke repressie van het Vlaams activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog in de Duitse krijgsgevangenkampen (november 1918 tot juli 1925). Deel 2}, volume = {70}, year = {2011}, url = {https://openjournals.ugent.be/wt/article/id/79373/}, issue = {4}, doi = {10.21825/wt.v70i4.12287}, abstract = {<p>Bij het bestuderen van de strafrechtelijke vervolgingen van de activisten na de Eerste Wereldoorlog, besteedde men tot nog toe alleen aandacht aan de activisten die tijdens de Eerste Wereldoorlog in het bezette gebied werkzaam waren. Voor de strafrechtelijke vervolgingen van de activisten die tijdens die Eerste Wereldoorlog in de Duitse gevangenenkampen werkzaam waren, bestond tot op heden geen interesse. Nochtans hebben een aantal studies al aangetoond dat er in die gevangenenkampen, en dan voornamelijk in dat van Göttingen, een aantal zeer actieve kernen van activisten waren die in nauw contact stonden met de vertegenwoordigers van de Raad van Vlaanderen en allerlei initiatieven namen voor een Vlaamse ontvoogding na de oorlog. Deze gevangenen waren meestal militairen en dus krijgsgevangenen. Omdat zij hun activisme in militaire dienst hadden beleden, moesten zij zich na de oorlog verantwoorden voor een militaire rechtbank, eerst voor de krijgsraad van het Groot Hoofdkwartier van het Leger en daarna voor de krijgsraad van Brabant. Uitzonderlijk werd hun zaak behandeld door de krijgsraad van Antwerpen of die van Oost-Vlaanderen of van West-Vlaanderen. Uiteindelijk werden er voor 101 Vlaamse militairen een dossier aangelegd, waarvan er maar 35 moesten verschijnen voor een krijgsraad en maar 26 tot een straf, met inbegrip van de doodstraf, werden veroordeeld. De rest werd ofwel buiten vervolging gesteld of vrijgesproken. In het hiernavolgend artikel wordt uiteengezet wie die vervolgde militairen waren, in welke kampen zij actief waren, voor welke feiten zij vervolgd werden, op grond van welke strafwetsartikelen dit gebeurde en welke straffen zij opliepen.</p><p>________</p><p><strong>The criminal prosecution of Flemish activism during the First World War in German prisoner of war camps (November 1918 – July 1925)</strong><br />Until the present, research into the criminal prosecution of activists after the First World War only focused on activists that were active in the occupied territories. The criminal prosecution of activists who were active in German prisoner of war camps during the First World War had not raised any interest until now. However, a number of studies have demonstrated that there were a number of very active cores of activists in those camps, in particular in Göttingen. These activists were in close contact with the representatives of the Council of Flanders and took varied initiatives to promote Flemish emancipation after the war. These prisoners were usually military and therefore prisoners of war. Because they had admitted their activism during their military service, they had to account for themselves after the war to a military court, first in front of the Court Martial of the Main Headquarters of the Army and consequently in front of the Court Martial of Brabant. Exceptionally their case was dealt with by the Court Martial of Antwerp or that of East or West Flanders. Finally legal documents were prepared for 101 Flemish military, of whom only 35 were called to appear before a Court Martial, and only 26 were convicted and given a sentence including the death penalty. For the remainder, either the charges were dropped, or they were acquitted. The following article will explain who those prosecuted military were, in which camps they were active, for which crimes they were prosecuted, on the basis of which articles of the law this was done and which sentences they received.</p>}, month = {12}, pages = {313-343}, publisher={ADVN | archief voor nationale bewegingen}, journal = {WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging} }