TY - JOUR AB - <p>Tussen 1884 en 1914 kende Belgi&euml; homogeen katholieke regeringen. Wat veranderde de democratisering van het stemrecht in 1893 (algemeen meervoudig stemrecht voor mannen) en de invoering van de evenredige vertegenwoordiging in 1899 aan de machtsverhoudingen binnen de katholieke partij? De conservatieve kiesverenigingen werden toen extern met het socialisme en intern met een opstand van de middenklasse geconfronteerd. Katholieke subelites eisten namens een miljoen nieuwe kiezers de decratisering van de lijsten en de erkenning van deelgroepen op een gezamenlijke lijst. Dit vormt de bredere context ter verklaring van het vrij unieke parcours van de daensistische beweging. In welke mate slaagde de katholieke cijnselite erin haar politiek monopolie in de kiesverenigingen veilig te stellen en hoe deed ze dat? Hoe evolueerde de christendemocratie, die nog geen arbeidersbeweging was? Wat werd de aparte positie van de daensistische beweging en welke voorhoederol nam ze in?<br />Parlementair mislukte de christendemocratische doorbraak in Vlaanderen. Zowel externe als interne oorzaken zorgden voor de genese van een &lsquo;daensistische christendemocratie&rsquo; en haar ontwikkeling tot een zelfstandige partij, in tegenstelling tot een integrerende &lsquo;katholieke christendemocratie&rsquo;. Deze laatste zag haar linkerzijde verzwakt en werd een paternalistisch geleide organisatie. De daensistische beweging daarentegen radicaliseerde qua zelfdefini&euml;ring en programmatische toenadering tot de linkerzijde op sociaal en politiek gebied. De kwestie van al dan niet kartelvorming met liberalen en socialisten tijdens verkiezingen zorgde echter voor een langdurige impasse. Naargelang de katholieke meerderheid in het parlement slonk, hoopten de daensisten scheidsrechter te kunnen worden. Tevergeefs. Wel kon de conservatieve regering vanaf 1907 de katholieke christendemocratie niet langer negeren, zodat haar boegfiguren minister werden. Hun opstelling verscherpte de confrontatie met de daensisten. De voorhoederol van die beweging bleek ook op een andere manier. Gezien het gebrek aan toegeeflijkheid bij de conservatieven en het episcopaat zouden zowel katholieke christendemocraten als katholieke flaminganten in het decennium voor 1914 hun burgerlijke vrijheid in politieke kwesties moeten inroepen en steun van de oppositie nodig hebben om een aantal cruciale eisen te forceren.</p><p>________</p><p><strong>The Rupture of &ldquo;Daensist&rdquo; Christian-Demo-cracy from the Catholic Establishment and &ldquo;Catholic&rdquo; Christian Democracy, 1893-1914</strong><br />Between 1884 and 1914, Belgium had homogeneous Catholic governments. How did the democratisation of the suffrage in 1893 (general multiple suffrage for men) and the introduction of proportional representation in 1899 change power relationships within the Catholic Party? Conservative electoral associations were confronted externally with socialism and internally with a revolting middle class. In the name of a million new voters Catholic subelites demanded democratisation of electoral lists and the recognition of subgroups within a common list. This formed the broader context that explains the very unique trajectory of the Daensist Movement. To what extent did the Catholic censitary elite succeed in securing its political monopoly in electoral associations and how did it do so? How did Christian Democracy, which was not yet a workers&rsquo; movement, evolve? What were the particular positions of the Daensist Movement, and what role did they play in the vanguard?<br />In Flanders, the Christian Democratic breakthrough failed in parliament. External as well as internal causes saw to the birth of a &lsquo;Daensist Christian Democracy&rsquo; and its development toward an independent party, in contrast to the integration of the &lsquo;Catholic Christian Democracy&rsquo;. The latter saw its left wing weakened, and became a paternalistically-run organization. The Daensist Movement on the other hand radicalized its self-definition and political program towards the left parties. However, forming a coalition with Liberals and Socialists during elections caused a serious, long-lasting impasse. As the Catholic majority in Parliament shrank, the Daensists hoped to hold the balance of power &ndash; in vain. However, the conservative government could not, from 1907 onward, neglect Catholic Christian Democracy, so that leading personalities of the movement became ministers. Their accession to these positions and their political attitude sharpened the confrontation with the Daensists. The vanguard role of the Daensist movement appeared in another manner as well. Given the lack of permissiveness on the part of the conservatives as well as the episcopate, Catholic Christian Democrats and Catholic flamingants had to invoke their civil liberty in political questions, and needed support of the opposition in order to force a few crucial demands through.</p> AU - Harry Van Velthoven DA - 2015/12// DO - 10.21825/wt.v74i4.12078 IS - 4 VL - 74 PB - ADVN | archief voor nationale bewegingen PY - 2015 TI - De breuk van de 'daensistische' christendemocratie met het katholieke establishment en de 'katholieke' christendemocratie 1893-1914 T2 - WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging UR - https://openjournals.ugent.be/wt/article/id/79169/ ER -