Bijdragen & Bronnen

Volksunie / Vlaamse Demokraten 1965: van 'vurig begeerde eendracht' naar 'misdadige broederstrijd'. Deel 3

Author:

Abstract

Tegenover het voornemen van de ‘rooms-rode’ regering Lefèvre-Spaak om na de parlementsverkiezingen van 1965 een grondwetsherziening door te voeren die de Vlaamse numerieke meerderheid definitief zou ‘afgrendelen’, wou de militante Vlaamse beweging vooral vermijden dat de regeringspartijen (CVP-PSC en PSB-BSP) na die verkiezingen nog over een tweederdenmeerderheid zouden beschikken.
Dus werd in het voorjaar van 1964 geprobeerd om rond de Vlaams-nationale partij Volksunie een verkiezingsbondgenootschap tot stand te brengen met prominente figuren uit de niet-partijpolitieke Vlaamse beweging. Die poging(en) mislukte(n), vooral omdat het hoofdbestuur van de Volksunie aan de ‘verruimers’ niet de door hen gevraagde autonomie wou toestaan. Nadat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1964 VU-parlementslid Daniel Deconinck in Brussel met een verruimde Vlaamse lijst een groot succes had geboekt werd een tweede poging ondernomen, nu beperkt tot Vlaams-Brabant.
Maar zodra het VU-hoofdbestuur begin januari 1965 groen licht had gegeven voor nieuwe gesprekken (met de groep die zich sinds oktober 1964 ‘Vlaamse Demokraten’ noemde) werd vanuit de radicale rechtervleugel van de VU het verzet georganiseerd tegen zo’n verkiezingskartel, omdat dit werd gezien als een ‘linkse noyautering’ van de partij. Diepgaande meningsverschillen binnen het hoofdbestuur en brutale uitingen van het (in het arrondissement Brussel reeds jaren aanslepende) verzet tegen Deconinck waren niet nieuw; doorslaggevend werd nu evenwel de concrete dreiging met een nationalistische scheurlijst in Brabant.
Tegen die onheilspellende achtergrond legde de VU-partijleiding op 13 februari 1965 aan de kandidaat-kartelpartners een ‘ultiem aanbod’ voor dat echter qua autonomie noch qua lijstsamenstelling tegemoet kwam aan de wensen van die kandidaten, en door hen niet werd aanvaard. Merkwaardig genoeg werd door geen van beide zijden een poging gedaan – of van anderen aanvaard – om de breuk te lijmen. En op 20 februari werd aan Deconinck duidelijk gemaakt dat zijn rol in de VU was uitgespeeld. Daarop besloten hij en zijn aanhangers in de VU samen met de Vlaamse Demokraten een eigen lijst ‘Vlaams Front van Demokraten’ in te dienen naast – en electoraal gezien dus tégen – de Volksunie.
De verkiezingen van 23 mei 1965 lieten aan duidelijkheid niets te wensen over: de Volksunie behaalde ruimschoots het verwachte succes; het ‘Vlaams Front van Demokraten’ werd een fiasco zonder weerga, en viel dan ook vrijwel onmiddellijk uiteen.
Een halve eeuw later kunnen de onderliggende oorzaken van de mislukking worden geanalyseerd op een meer genuanceerde manier dan in de emotioneel geladen polemieken van toen. Het ging zeker niet om een generatieconflict en slechts ten dele om het veto van VU-voorzitter Van der Elst tegen kartelkandidaat Verrept, maar van begin tot einde om een sterk wederzijds wantrouwen, dat – ondanks het verbaal verkondigde gemeenschappelijke doel – nooit werd weggewerkt in een eerlijke discussie ten gronde. In werkelijkheid was het wantrouwen immers vooral de weerspiegeling van een fundamenteel verschillende visie op aard en doelstelling van de Vlaamse beweging, tussen enerzijds ‘verkrampte’ nationalisten die nog grotendeels dachten in vooroorlogse corporatistische denkbeelden, en anderzijds (jonge én oude) mensen voor wie Vlaamse ontvoogding ook sociaaleconomische democratie impliceerde. De destijds gezaghebbende journalist Mark Grammens verwoordde dat verschil kernachtig in de waarschuwing dat niet diende gestreefd naar zomaar “een Vlaanderen” maar naar “een schoon Vlaanderen”.
______________________________________________________________________________________________________________

Volksunie/Vlaamse Demokraten 1965: from ‘highly coveted concord’ towards ‘criminal fraternal strife’

Opposing the ‘rooms-rode’ [Catholic-Socialist] Lefèvre-Spaak government’s intention to conduct a constitutional reform following the 1965 elections, conclusively ‘sealing off’ the Flemish numerical majority, the militant Flemish movement wanted to overturn the government parties’ two-third majority during the elections.
Consequently, during the spring of 1964 the Flemish national party Volksunie [People’s Union] attempted to form an electoral alliance which included prominent (non-party political) figures from the Flemish movement. The attempt(s) failed, mainly because the Volksunie’s executive committee refused to grant the ‘expanders’ their requested autonomy. A second attempt, limited to the province of Flemish Brabant, was made following Volksunie parliamentarian Daniel Deconinck’s expanded Flemish electoral list’s success during the 1964 municipal election in Brussels.
However, once the party’s executive committee had given the green light in January 1965 to start up the conversation with the group known since October 1964 as ‘Vlaamse Demokraten’ [Flemish Democrats], protest arose from the party’s radical right wing against such an electoral cartel, since they considered it as a ‘leftist infiltration’ of the party. While profound disagreements were rife in the executive committee, and brutal expressions of the continuous opposition against Deconinck in the Brussels district were nothing new, the now genuine threat of a nationalist dissident electoral list proved decisive.
In this ominous context, the party’s leadership gave an ‘ultimate offer’ to the potential cartel-partners on 13 February 1965. The offer however was refused, as it did not comply with the candidates’ demands on autonomy, nor on the composition of the electoral list. Curiously enough, neither side made (nor allowed) any attempt to mend the rupture. Moreover, on 20 February Deconinck learned that his role in the party had come to an end, prompting him and his followers in the party to form a list with the Vlaamse Demokraten – the ‘Vlaams Front van Demokraten’ [Flemish Front of Democrats] – which would stand next to – and from an electoral perspective against – the Volksunie in the upcoming election.   
The election on 23 May 1965 would prove illuminating for both: while the Volksunie easily exceeded its expectations, the Vlaams Front van Demokraten’s result proved an unmitigated disaster, ultimately leading to the party rapidly disbanding afterwards.
Half a century later, the underlying causes of the failure can be analysed in a more nuanced manner, as the emotional polemics of yesteryear have withered. It did not entail a generational dispute, nor was the party president Van der Elst’s veto against the cartel-candidate Verrept conclusive: it was the continuous distrust from the beginning till the end that proved decisive, as it was never fully addressed via honest and profound discussions, even though they all expressed a common goal. This distrust illustrates a fundamental divergence on the nature and goal of the Flemish movement, with on the one hand ‘implacable’ nationalists whose mindset was largely anchored on prewar corporatist ideas, and on the other hand (young and old) people for whom Flemish emancipation also entailed social-economic democracy. The journalist Mark Grammens concisely articulated this difference by admonishing that the goal was not just ‘a Flanders’, but ‘a beautiful Flanders’.

Keywords:

How to Cite: Clijsters, E. (2021) “Volksunie / Vlaamse Demokraten 1965: van 'vurig begeerde eendracht' naar 'misdadige broederstrijd'. Deel 3”, WT. Tijdschrift over de geschiedenis van de Vlaamse beweging. 80(3). doi: https://doi.org/10.21825/wt.78961