De backwaghen van mijnheer Odevaere, procureur en griffier van Nevele (1698).
- Maria Negroni
Abstract
Gedetailleerde rekeningen uit 1698 voor de bouw van het bovenstel van een gesloten koets, backwaghen genoemd, geven een idee van wat er nodig was voor zo'n constructie. In de eerste plaats een reeks vaklui: een smid, een zadelmaker, een mandenmaker, een slotmaker en, last but not least, een stoffeerder. De smid leverde allerhande werk aan het onderstel: de assen, het trekgerei enz., zaken die tot de standaarduitvoering behoorden. Maar er was meer. Het was een gesloten rijtuig voorzien van portieren, opschuifbare of oprolbare luiken (vallen) en een dak (hemel), het werk van de stoffeerder. Zowel het houtwerk als de bedekking en bekleding werden door deze man onder handen genomen. De stoffeerder was verder nog belangrijk doordat hij een aantal zaken coördineerde. Hij fungeerde min of meer als wat de carossier zou worden genoemd. De wagen als statussymbool (toen al!) was voor een groot deel zijn werk.
How to Cite:
Negroni, M., (2005) “De backwaghen van mijnheer Odevaere, procureur en griffier van Nevele (1698).”, Van Mensen en Dingen: tijdschrift voor volkscultuur in Vlaanderen 14(1), 61–63.
Downloads:
Download PDF
View PDF