Vlees eten, mag dat wel? Voorgeschiedenis van het hedendaagse vegetarisme
- L. A. Devriese
Abstract
In dit overzicht wordt vooral gezocht naar de verklaring van het feit dat religieuze spijswetten en taboes bijna uitsluitend voedseltypes van dierlijke herkomst viseren. Primordiaal in het ontstaan daarvan was de vrees voor ‘contagium’ (besmetting), die ontstond bij primitieve gemeenschappen doordrongen van geloof in magische krachten. Als je in contact komt met iets, dan kunnen de eigenschappen daarvan in je ‘overvloeien’. Alle dieren produceren als afstotelijk of angstaanjagend ervaren stoffen: feces, urine, speeksel, sperma of andere geslachtsuitvloei. Hun lichamen bevatten bovendien geheimzinnige vochten, zoals bloed en lymfe. Vlees is er in mindere of meerdere mate onzichtbaar mee ‘gecontamineerd’. Dit helpt mede de afschuw in veel culturen te verklaren van het vlees van carnivoren en omnivoren, zoals de kat, hond en het varken. In dit artikel worden enkele ethische aspecten van beperkingen op het eten van vlees in Europees historisch perspectief belicht. Gewezen wordt op de sterke bindende kracht van religieuze spijswetten. Achtereenvolgens komen aan bod: de ontwikkeling van de veeteelt, vlees als luxeproduct, vlees derven, versterven en vasten in de christelijke traditie, toegelaten en niettoegelaten voedsel met de achtergronden daarvan, motieven van vroegere en van hedendaagse vegetariërs. Verdere hoofdstukjes handelen meer specifiek over de afkeer van het eten van talrijke diersoorten, taboes op paarden-, varkens- en hondenvlees en het rituele slachten. Als besluit wordt gesteld dat de eeuwenoude taboesfeer rondom vlees indirect een gunstige voedingsbodem vormt voor de hedendaagse vegetarische stroming. De directe motiveringen van hedendaagse vegetariërs, in hoofdzaak de bekommernis om dierenwelzijn en milieu, verschillen echter fundamenteel van de oudere magische en religieuze grondslagen van het (bepaalde types) vlees mijden.
Downloads:
Download PDF
View PDF